Pneumatische magneetventielen zijn in de meeste gevallen opgebouwd uit een behuizing met een cilindrisch gat waarin zich een stang beweegt. In verschillende standen verbindt de stang de verschillende ventielpoorten met elkaar.
Het schakelen van deze magneetventielen gebeurt met behulp van een magneetspoel. In het geval van een bi-stabiel ventiel bevinden deze magneetspoelen zich meestal aan beide kanten van het ventiel. Een mono-stabiel ventiel maakt gebruik van één magneetspoel.
Dit type ventiel is onder te verdelen in klep- en schuifventielen. Qua functionaliteit zijn deze typen gelijkwaardig maar door een verschillende constructie geschikt voor verschillende toepassingen in verschillende omgevingen.
Het schuifventiel dankt zijn naam aan het feit dat de as tijdens het schakelen van het ventiel over de keringen schuift. Hiermee zijn met één as verschillende schakelstanden te realiseren. In de afbeelding zijn twee schakelstanden van een bi-stabiel 5/2 ventiel schematisch weergegeven. Hierin is onder andere te zien dat de perslucht in de onbediende stand via voedingspoort 1 naar werkpoort 2 wordt geleid. Op hetzelfde moment vindt ontluchting plaats via werkpoort 4 naar ontluchtingspoort 5. In de bediende stand vindt er een doorvoer plaats van 1 naar 4 en ontluchting van de uitgangspoort 2 naar 3. Voor het schakelen wordt een magneetspoel gebruikt in combinatie met (hulp)stuurlucht via de poorten 12 & 14.
De voordelen van een schuifventiel liggen in de compacte uitvoering, hoge debieten en een geringe bedieningskracht die bijdraagt aan een laag energieverbruik. Verder mag de lucht in twee richtingen door het ventiel stromen wat het ventiel bidirectioneel maakt. In het symbool is dit aangegeven door de pijl die in beide richtingen wijst.
Verder ontstaat er bij dit type ventiel nooit een dubbele voeding van de werkpoorten tijdens de schakeling. Met andere woorden: oversnijding wordt voorkomen waardoor dit type ventiel eveneens geschikt is voor het vacuüm.
Ook hier verraadt de naam de werking van het ventiel: een klepventiel werkt met een losse pakking (ook wel zitting genoemd) en een klep. In de schematische weergaven zijn beide schakelstanden weergegeven. Hier is onder meer te zien dat de klep in bediende toestand in de zitting wordt gedrukt.
Bijzonder is dat deze ventielen praktisch geen wrijvende onderdelen hebben die aan slijtage onderhevig zijn wat bijdraagt aan een lange levensduur. Daarnaast zijn ze beter bestand tegen verontreinigde perslucht en geschikt voor gebruik in vochtige omgevingen. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat bij dit ventiel wél oversnijdingsmomenten optreden. Hierbij staat de klep tussen de beide schakelstanden gepositioneerd waardoor het ventiel wordt schoon geblazen. Tot slot kunnen klepventielen sneller schakelen en hebben een beter afdichting wat de interne lekkage reduceert.
In de meeste gevallen dichten klepventielen in één richting af; de pijl in het symbool wordt daarom in één richting getekend.