Een snelle en eenvoudige montage begint bij geschikte componenten. De standaard cilinder sensoren SMT-8M en SDBT-MSX zijn bijvoorbeeld eenvoudig en direct van bovenaf in de sleuf te plaatsen. Het is niet nodig ze aan het begin van een sleuf in te steken en vervolgens naar de juiste positie te slepen.
Ook om de sensor op de juiste positie te fixeren en te borgen, zijn slimme componenten beschikbaar. Bijvoorbeeld een borgplaat die de moer en de (1,5 mm) inbusbout tijdens montage altijd bij elkaar houdt. Geen van de componenten kan kwijt raken. Daarbij blijft de moer altijd loodrecht in de opening en kan niet verdraaien. Bij het uitdraaien van het boutje blijft hij dus altijd in de juiste positie en ónder de rand van de opening.
De knop om de positie in te leren is gemarkeerd met een witte cirkel en bovendien voelbaar.
Ook de accessoires voor montage vallen onder ‘slimme oplossingen’. Met labelhouders zijn kabels bijvoorbeeld eenvoudig te voorzien van een specifiek label. Dit vergroot het overzicht – zeker wanneer het om veel kabels gaat – wet het aansluiten, onderhoud of storingzoeken vereenvoudigt. Kabelclips zijn te gebruiken om kabels te fixeren; bijvoorbeeld in de sleuf van de cilinder.
Wanneer in een cilinder geen T-sleuven zijn aangebracht, is het toch mogelijk om snel en betrouwbaar sensoren te monteren. Voor ronde cilinders is eenvoudig een bandachtige oplossing toe te passen. Deze wordt om de cilinder aangebracht en vastgetrokken. Op trekstangcilinders zijn sensoren te monteren met behulp van een zuignap of vormstukjes die als adapter fungeren. Ook cilinders met een andersoortige rail kunnen gebruik maken van speciale adapters.
Na het plaatsen van de sensor op de cilinder, moet een verbinding met de besturing worden gemaakt. Hiervoor is onder meer het modulaire NEBU systeem te gebruiken. dit systeem omvat connectoren, kabels en pluggen. Om de montage te vereenvoudigen, zijn de connectoren deels te configureren. Zo is de M8 uitvoering draaibaar of voorzien van een snap-in. Ook de M12 uitvoering is configureerbaar. Tevens is een open einde mogelijk. De plug aan de andere zijde is beschikbaar in M8 en M12 en ook hier behoort een open einde tot de mogelijkheden.
Aparte aandacht is er voor de kabels die uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor een betrouwbare en storingvrije dataoverdracht. De lengte van deze kabels is vanaf 0,1 tot 30 meter vrij te kiezen met stapjes van 10 cm. Daarbij bestaat de keuze uit verschillende soorten kabels; variërend van standaard tot extra robuuste uitvoeringen die geschikt zijn voor bijvoorbeeld robots of gebruik in kabelrupsen.
Naast de kwaliteit van de kabel zelf, is de montage en positionering ervan cruciaal voor een betrouwbare oplossing met een lange levensduur. Verdraaien of samendrukken door de kabels op elkaar te leggen, kan leiden tot beschadigingen waardoor de kabel slechter gaat functioneren en zelfs kan uitvallen.
Om dit te voorkomen is het ten eerste noodzakelijk de kabels uit te rollen voordat deze een kabelrups ingaan en de kabels op relevante punten te fixeren met speciale klemmetjes. Bijvoorbeeld op punten waar de kabel de kabelrups ingaat en weer verlaat. In de kabelrups zelf is het verstandig om de kabels met dezelfde dikte te groeperen en netjes naast elkaar te leggen. Voorkom dat kabels hard tegen elkaar drukken door voldoende ruimte te nemen, gebruik ook geen bundelbandjes in de kabelrups. Dat geldt ook wanneer de inbouwruimte beperkt is.
Zorg ervoor dat de kabel van de sensor, waar deze aan de sensorbehuizing zit, niet direct aan een bocht begint. Dit geeft mogelijk ruimte tussen kabel en behuizing en creëert een opening naar de elektronica (vocht en oxidatie). Houd eveneens rekening met de minimale buigradius van een kabel.
Tot slot is het belangrijk om mechanische trek- en drukbelastingen te voorkomen. Dit is te bereiken door voldoende kabellengte te nemen en daarbij te letten op de maximale buigradius. Deze bedraagt 10 keer de kabeldikte bij normaal gebruik. In gefixeerde toestand bedraagt hij maximaal 3 keer de kabeldikte.