Interview
Het brein kent geen grenzen
Hersenonderzoekers als Dick Swaab in Nederland en Manfred Spitzer in Duitsland
zijn
het over één ding roerend eens: de menselijke hersenen, die nog geen twee procent van het
lichaam uitmaken, hebben voldoende capaciteit om onze hele persoonlijkheid te bevatten.
En dan nog blijft er een onnoemelijke hoeveelheid extra ruimte over voor het levenslang
opslaan van nieuwe kennis en vaardigheden. Een gesprek met Prof. Dr. Dr. Manfred Spitzer
over de mogelijkheden van het menselijk brein en de voorwaarden waaronder dit het best
kennis vergaart.
Prof. Dr. Dr. Manfred Spitzer
Sinds 1997 hoogleraar psychiatrie en medisch directeur
van de psychiatrische universiteitskliniek Ulm. Stichtte in
2004 het Transfercentrum Neurowetenschappen en Leer-
processen, dat pedagogische concepten ontwikkelt op
basis van actuele inzichten in het hersenonderzoek. Hij was
ondermeer gastdocent in Harvard en aan het Institute for
Cognitive and Decision Sciences van de Universiteit van Ore-
gon. Auteur van vele populair-wetenschappelijke boeken en
moderator van de televisiereeks “Geest en Brein”, waarvan
meer dan 170 afleveringen zijn uitgezonden. Op YouTube te
zien als slagwerker van het jazzcombo “Braintertainers”.
www.znl-ulm.de
trends in automation:
Professor Spitzer, sinds het eind van de
jaren tachtig richt u zich op het hersenonderzoek. Wat is er zo
fascinerend aan dit orgaan?
Prof. Manfred Spitzer:
Dat is heel veel. Om te beginnen is het
brein het enige orgaan waarvan je kan zeggen dat je bij trans-
plantatie beter donor dan ontvanger kan zijn. Niemand wil een
ander brein, ook al beschikt dat over nog zoveel
kennis. Want de hersenen zijn onze identiteit – wij zijn ons brein,
zoals een Nederlandse collega het stelt. Als iemand je een nieuw
brein zou implanteren, zou je jezelf niet meer zijn.
Daaraan ligt een belangrijk feit ten grondslag. De hersenen zijn
constant in verandering, alleen al door de ervaringen die ze
ondergaan. Alles wat we doen – waarnemen, denken, voelen
of handelen – resulteert in elektrische impulsen in circa 100
miljard zenuwcellen, die door tienduizend keer zoveel synapsen
met elkaar verbonden zijn. Deze verbindingen ondergaan een
constant veranderingsproces, wanneer ze van informatie voor-
zien worden. Dat betekent dat ons brein verandert doordat het
gebruikt wordt. Wat daaraan bovendien fascinerend is, is het feit
dat we met de moderne scannertechnologie tegenwoordig heel
precies kunnen zien welke gevoelens en sociale patronen over-
eenkomen met een bepaalde activiteit in de hersenen. Daaruit
zijn veel nieuwe en opwindende conclusies te trekken.
Zulke conclusie trekt u ook als u stelt dat de manier waarop
kennis bijvoorbeeld op scholen wordt overgedragen, haaks staat
op de bevindingen van het moderne hersenonderzoek.
Spitzer:
Als je zoals ik kinderen hebt die naar school gaan en
daarnaast de hele dag bezig bent met leerprocessen en als je
dan ziet hoe het er op school aan toegaat, dan is dat om gek van
te worden. Want op school geldt nog altijd: hier zijn de feiten en
die heb je te kennen. Maar dat is de verkeerde weg, want feiten
zonder context interesseren ons niet, omdat mensen ze letterlijk
niet kunnen bevatten. Dit betekent dat vanuit het perspectief
van de hersenen de randvoorwaarden op school of in welk ander
leerinstituut niet bepaald bevorderlijk zijn voor het leerproces.
Hoe zou ‘hersenvriendelijk’ leren – ook buiten schoolverband
– er volgens u dan moeten uitzien?
Spitzer:
We weten nu dat onze hersenen leren op een heel
specifieke manier. Het brein verschilt van een cassetterecorder
of video, waarin alle details worden opgeslagen; het werkt veel
intelligenter. Neem bijvoorbeeld een kind dat leert lopen. Het
trekt zich ergens aan op en valt om, telkens weer – weken of
maanden lang. Daarbij registreert de baby niet iedere tuimeling,
maar stuurt het brein signalen naar bepaalde spieren en leert
daarbij hoe je overeind blijft. Tijdens dat proces worden in onze
hersenen bepaalde denkroutes aangelegd. Deze kunnen we
het beste vergelijken met paden in de wildernis: hoe vaker die
benut worden, des te beter begaanbaar ze worden. Zulke routes
ontstaan niet bij het uit het hoofd leren van feiten. Ze komen
alleen tot stand wanneer mensen ervaringen opdoen – fysiek,
en met alle zintuigen die daarbij in actie treden. Precies daaraan
mankeert het op school.